Verworpenen der aarde
Wie schuifelt er langs Hasselts straten?
Het is,
het was,
even diep in het geheugen tasten,
opduikend uit de nevelen der tijd: Fred Erdman !
Ter ere van Monseigneur Laurent en zijn proletarische verdediger,
ter gezamenlijke overpeinzing
van tricolore vlagjeszwaaiers en
strijders voor de broederlijke gelijkheid:
de strafste strofen (met vrij letterlijke vertaling)
uit het lijflied van de socialisten :
Het is,
het was,
even diep in het geheugen tasten,
opduikend uit de nevelen der tijd: Fred Erdman !
Ter ere van Monseigneur Laurent en zijn proletarische verdediger,
ter gezamenlijke overpeinzing
van tricolore vlagjeszwaaiers en
strijders voor de broederlijke gelijkheid:
de strafste strofen (met vrij letterlijke vertaling)
uit het lijflied van de socialisten :
Debout les damnés de la terre! Debout les forçats de la faim! La raison tonne en son cratère, C'est l'éruption de la fin. Du passé, faisons table rase, Foule esclave debout! debout! Le monde va changer de base: Nous ne sommes rien, soyons tout! C'est la lutte finale, Groupons-nous, et demain L'Internationale, Sera le genre humain. II Les rois nous saoulaient de fumée, Paix entre nous, guerre aux tyrans! Appliquons la grève aux armées, Crosse en l'air et rompons les rangs! S'ils s'obstinent ces cannibales, A faire de nous des héros, Ils sauront bientôt que nos balles Sont pour nos propres généraux! III Il n'est pas de sauveurs suprêmes, Ni dieu, ni César, ni tribun, Producteurs, sauvons-nous nous-mêmes! Décrétons le salut commun! Pour que le voleur rende gorge, Pour tirer l'esprit du cachot, Soufflons nous-mêmes notre forge, Battons le fer quand il est chaud! IV L'Etat comprime et la loi triche, L'impôt saigne le malheureux; Nul devoir ne s'impose au riche, Le droit du pauvre est un mot creux: C'est assez languir en tutelle, L'Egalité veut d'autres lois: " Pas de droits sans devoirs, dit-elle, Egaux, pas de devoirs sans droits! " V VI Ouvriers, paysans, nous sommes Le grand parti des travailleurs; La terre n'appartient qu'aux hommes, L'oisif ira loger ailleurs. Combien de nos chairs se repaissent! Mais si les corbeaux, les vautours, Un de ces matins disparaissent, Le soleil brillera toujours! VII La monarchie républicaine Instaurée par des renégats Profite à ces énergumènes Et nous payons les dégâts. Que les courtisans se déchirent, Par suicide et meurtre au sérail, Pointons les en ligne de mire Et donnons leur du vrai travail! VIII Quoi de plus cruel que de croire Toute une vie en des truands Qui ne recherchent que des poires Afin de les saigner à blanc! Laisserons-nous tous ces vampires Finir leur vie sans châtiment? Ces bouffons ne nous font pas rire, Le sang se lave par le sang! | Ontwaakt, verdoemden der aarde! Ontwaakt, de tot honger gedwongenen ! De rede buldert in zijn krater. Het is de uitbarsting van het einde. Sterft, gij oude vormen en gedachten! Verslaafde massa,ontwaakt! ontwaakt! De wereld gaat grondig veranderen, Wij zijn niets, wezen wij al ! Het is de eindstrijd Verenigen wij ons, en morgen zal de internationale het mensdom zijn. II De koningen benevelen ons met rook. Vrede tussen ons, oorlog aan de tirannen! Laten wij tegen de legers staken Geweerkolf in de lucht en breekt de gelederen! Als ze volharden, deze kannibalen, Om van ons helden te willen maken Zullen zij weldra ondervinden dat onze kogels Voor onze eigen generalen zijn! III Er zijn geen opperste redders, Geen god, geen keizer, geen tribuun, Werkers, redden wij onszelver, Verordenen wij het algemeen welzijn!! Opdat de dief zijn buit teruggeeft, Om de geest uit zijn gevang te verlossen, Laten wijzelf onze vuren aanblazen, Smeden wij het ijzer wanneer het heet is! IV De staat onderdrukt en de wet bedriegt, De belasting laat de ongelukkige bloeden; Geen enkele plicht is de rijke opgelegd, Het recht van de arme is een hol woord: het is genoeg te smachten onder voogdij, De gelijkheid verlangt andere wetten, „Geen rechten zonder plichten , zegt ze, Evenzeer: Geen plichten zonder rechten!“ V VI Arbeiders, boeren, wij zijn De grote partij der werkers, De aarde behoort slechts aan de mensen, De nietsdoende zal elders moeten verblijven. Hoeveel zich tegoed doen aan ons vlees! Maar als de raven, de gieren, Eens dezer ochtends verdwenen zijn , Zal de zon immer schijnen! VII De republikeinse monarchie Opgericht door de afvalligen , verdient aan deze fantasmen En wij betalen de schade. Dat de hovelingen zich verscheuren, door zelfmoord en paleismoord, Markeren wij ze recht in het vizier En geven wij hun van het echte werk! VIII Wat is er wreder dan heel een leven te geloven in de boeven die slechts naar peren zoeken teneinde ze te doen uitbloeden ! Zullen wij toelaten dat al deze vampieren hun leven beëindigen zonder kastijding? Deze vreters doen ons niet lachen, Bloed reinigt zich met bloed! |
<< Home